In de maanden die aan de massale deportaties vooraf gingen, groeide de onrust in het getto,
als gevolg van een toenemende stroom berichten en geruchten over deportaties uit andere
getto’s en Joodse woonoorden in het bezette Polen.
|
Na de verdrijving |
De panische onrust onder de bevolking van het getto werd versterkt door de nachtelijke
overvallen door de Duitse politie en eenheden van de
Sicherheitspolizei. Deze
overvallen werden uitgevoerd aan de hand van tevoren opgestelde lijsten. De mensen wier
naam op die lijsten voorkwam, werden uit hun huizen gesleurd, afgevoerd en doodgeschoten
op een plaats in de omgeving. De bloedigste overval vond plaats op
18 april 1942,
toen 52 personen werden gedood. Deze nacht werd bekend als de Bloednacht of de "
Bartholomeus Nacht".
|
v. Sammern |
Onmiddellijk na de oplevering van
Treblinka begon de
Große Umsiedlungsaktion ("Grote verplaatsingsactie") op
22 juli 1942.
Verantwoordelijk voor de "Grote actie" waren
SS- und Polizeiführer Warschau
Ferdinand v. Sammern-Frankenegg,
Kommandant der Sicherheitspolizei und des Sicherheitsdienstes in Warschau,
Dr.
Ludwig Hahn en
SS-Sturmbannführer
Hermann Höfle, de vertegenwoordiger
Odilo Globocnik
(
SS- und Polizeiführer Lublin).
Uitvoerders waren de Warschause Ordedienst, een kleine eenheid van de
Sicherheitspolizei,
een speciale eenheid
Volksdeutsche en de Joodse Ordedienst. Later speelden SS-ers uit het
dwangarbeiderskamp in
Trawniki de hoofdrol in
de liquidatie van het getto.
De Joodse Ordedienst speelde een belangrijke rol tijdens het begin van de "Grote actie".
De bevelhebber van de Joodse politie,
Josef Szerynski,
was gearresteerd door de Duitsers op
1 mei 1942, op
beschuldiging van het smokkelen van bont uit het getto naar het Arische deel van de stad.
Zijn plaatsvervanger
Jakob Lejkin,
nam het bevel over en voerde de Duitse bevelen stipt uit, naar zijn zeggen omdat men dit
beter niet aan de wrede Duitsers kon overlaten.
De 2.000 – 2.500 Joodse politiemensen en hun familie was vrijstelling van transport beloofd
door de Duitsers in ruil voor hun medewerking. Naarmate de “actie” vorderde, drong bij hen
het besef door dat ze slechts werden gebruikt als gereedschap van de Duitsers, en dat hun
toekomst als gewone Joden allerminst zeker was. Ze begonnen dan ook massaal te deserteren.
Het Duitse antwoord was een persoonlijk bevel aan elke politieman om dagelijks vijf personen
aan te brengen voor deportatie. Zij die niet aan deze opdracht voldeden, werden bedreigd met
deportatie van hun familie om het verschil goed te maken. De SS regelde de deportaties vanaf twee
centra in het getto. Het
Aktion Reinhard commando, dat bestond uit een twaalftal
SS officieren, sergeants en soldaten, vestigde zijn hoofdkwartier op het adres
Zelazna Straat (Ul. Zelazna) 103, nadat de
daar woonachtige Joden op straat waren gezet.
Ber Warman,
een Joodse politieman die
Zelazna Straat 103 bewaakte,
schreef
eind augustus / begin september 1942 dat SS-ers
het pand betrokken. Vóór
eind augustus 1942
was de
Befehlsstelle (kantoor van de bevelhebber) gevestigd op
Ogrodowa Straat 17, in het hoofdkwartier van de
Joodse politie. Aan de deur van een van de kamers bevond zich een plaquette met de tekst
Gastzimmer des SS-Sonderkommandos Treblinka ("gastenkamer van het speciale
SS-commando van Treblinka").
Het hoofdkwartier aan de
Ogrodowa Straat
werd voornamelijk bemand door SS-ers en de
Gestapo die tijdelijk in
Warschau waren gestationeerd. De kopstukken waren
Hohmann, Witosek,
Jesuiter, en
Stabenow.
Het tempo en de aard van de verhuisacties werden bepaald door
Karl-Georg Brandt en
Gerhard Mende.
|
Bekendmaking # 1 |
Op
22 juli 1942 om 10 uur ‘s ochtends bezochten
Höfle, Michalsen, Worthoff en andere
officieren van
Aktion Reinhard het gebouw van de
Judenrat.
Höfle dicteerde de
Judenrat
de Duitse voorwaarden voor de “verplaatsing naar het oosten”. Op deze manier werd de
Judenrat gedwongen mee te helpen bij de “schoonmaak” van het getto. De voornaamste
instructies luidden:
Alle Joden zullen worden verplaatst naar het oosten, ongeacht leeftijd
en geslacht. Met uitzondering van: Joden werkzaam voor Duitse instellingen of bedrijven; Joden
werkzaam voor de Joodse Raad; Joods ziekenhuispersoneel; leden van de Joodse Ordedienst;
vrouwen en kinderen van de voornoemde personen; patiënten die op de beoogde dag
van hun verplaatsing in een Joods ziekenhuis verblijven.
Ieder die verplaatst wordt mag 15 kilo bagage meenemen en al zijn waardevolle bezittingen: goud,
juwelen, geld etc.. Proviand en verschoningen voor drie dagen zijn noodzakelijk.
De verplaatsing vangt aan op 22 juli 1942, 11 uur des voormiddags.
De Judenrat dient ervoor te zorgen dat zich dagelijks 6.000 personen aanmelden vóór
4 uur des namiddags. Bij het Joodse ziekenhuis aan de Stawki Straat
wordt verzameld.
Op 22 juli 1942 dient het Joodse ziekenhuis aan de
Stawki Straat ontruimd te zijn, zodat het gebouw gebruikt
kan worden voor de mensen die verplaatst worden. De Judenrat dient de Duitse bevelen bekend te maken.
Straffen:
Elke Jood die het getto verlaat gedurende de verplaatsingsactie zal worden doodgeschoten. Elke Jood
die zich verzet tegen de verplaatsing zal worden doodgeschoten. Elke Jood die niet behoort tot de
bovenomschreven personen en die na de verplaatsingsactie nog in Warschau wordt aangetroffen,
zal worden doodgeschoten. De eerste contingenten die de Judenrat samenstelt, zijn
afkomstig uit instellingen voor de opvang van vluchtelingen, gevangenissen en bejaardentehuizen.
Als deze bevelen niet worden opgevolgd, dan zal een passend aantal gijzelaars worden doodgeschoten.
|
Bekendmaking #2 |
Toen
SS-Hauptsturmführer Worthoff
opdracht gaf tot het leveren van 10.000 Joden voor
24 juli 1942,
met inbegrip van kinderen uit een kindertransport, pleegde de leider van de
Judenrat
Adam Czerniakow zelfmoord. Zijn opvolger
werd
Marek Lichtenbaum.
De Joodse ordedienst belastte zich met de uitvoering. Deze dienst was verantwoordelijk voor het
ophangen van aanplakbiljetten op
29 juli, waarin bekend
werd gemaakt dat iedereen die zich vrijwillig meldde voor verplaatsing, 3 kilo brood en 1 kilo
marmelade verstrekt zou krijgen. Wegens de heersende honger in het getto gaven veel Joden
gehoor aan deze oproep. De Duitsers verstrekten 180.000 kg brood en 36.000 kg marmalade.
Op
23 juli 1942 vergaderden de Joodse ondergrondse organisaties.
Hun voormannen wilden geen verzet organiseren. Alleen de organisatie van Jonge Zionisten
‘Hashomer Hatzair’ organiseerde een propaganda-actie in het getto, waarbij in vlugschriften
bekend werd gemaakt dat de gedeporteerden naar een vernietigingskamp werden gestuurd en niet
naar een werkkamp. De Joden in het getto namen aan dat het hier slechts ging om een Duitse provocatie.
De verzamelplaats,
(
Umschlagplatz), was voorheen
gebruikt door de
Transferstelle als een gebied voor transporten naar en uit het getto.
In het aangrenzende gebied, omgeven door een hoge omheining, stond het verlaten Joodse ziekenhuis,
waar de slachtoffers dicht op elkaar gepakt de komst van de goederentreinen moesten afwachten. De
Duitsers richtten een
Dulag (Durchgangslager - doorgangskamp) in in de
Leszno Straat. Hiervandaan werden, na een selectie
op de
Umschlagplatz, Joden die tot werken in staat waren, gestuurd naar verschillende
dwangarbeiderskampen, waaronder het KZ
Majdanek.
In
juli 1942 werden 64.606 Joden gedeporteerd naar
Treblinka. In dit aantal zijn niet begrepen de mensen die op straat
en in de huizen werden doodgeschoten bij het “uitruimen” van de gebouwen. Tot
29 juli 1942 werden de razzia’s uitsluitend georganiseerd
door de Joodse politie in het getto. Daarna werden de "acties" uitgevoerd door leden
van de
Aktion Reinhard.
In
augustus 1942 gingen de deportaties door met dezelfde
meedogenloze efficiency. In de eerste week van
augustus
werd het weeshuis van
Janusz Korczak gesloten. 200 kinderen
marcheerden door het getto naar de
Umschlagplatz, vergezeld door de oude dokter
en zijn trouwe assistente
Stefania Wilczynska.
Dit incident werd legendarisch.
|
Janusz Korczak |
Tussen
19 en 21 augustus 1942 werd de
Aktion
in het getto van Warschau onderbroken. Op deze dagen werden de Joden uit steden in de buurt
van Warschau naar
Treblinka gedeporteerd:
Otwock, Falenica, Miedzeszyn en Minsk Mazowiecki.
Het aantal gedeporteerden naar
Treblinka in de maand
augustus kan worden geschat op circa 135.000.
Op
23 augustus 1942 werd
Jankiel Wiernik gedeporteerd naar
Treblinka. Hij was één van de
weinige overlevenden van
Treblinka, die deelnam
aan de opstand in
Treblinka. Lees
zijn verhaal over zijn deportatie!
Vanaf
28 augustus tot 3 september 1942 was er nogmaals een
tijdelijke stop, daarna gingen nieuwe deportaties naar kamp
Treblinka,
waar
Eberl (de commandant) meer transporten
had toegestaan dan het kamp aankon.
De vergassingsmogelijkheden in
Treblinka bleken volstrekt
ontoereikend, wat leidde tot geweldige stagnatie in het kamp.
Irmfried
Eberl werd ontheven van zijn functie als commandant en
Christian Wirth kreeg van
Odilo Globocnik de opdracht om de
massa lijken op te ruimen. Alle transporten werden opgeschort tot de orde was hersteld.
In
augustus 1942 stuurde een ondergrondse organisatie uit het
Warschause getto genaamd de "Bund", haar activist
Zalman Friedrich
op onderzoek naar wat er met de transporten gebeurd was. In
Sokolów Podlaski bij
Treblinka kreeg hij van Poolse spoorwegarbeiders te
horen dat er elke dag
goederentreinen (vol met mensen) het stadje
Treblinka passeerden. Na een aantal uren kwamen de
treinen leeg terug. Er werd nooit voedsel gebracht naar het kamp…
Op de markt van
Sokolów Podlaski ontmoette
Friedrich twee naakte Joden die waren ontsnapt uit
Treblinka. Zij beschreven wat er met de gedeporteerden
was gebeurd. De informatie over
Treblinka en het lot van de
transporten uit het getto van Warschau werden bevestigd door
Dawid Nowodworski, die wist te ontsnappen uit
Treblinka. Hij keerde tegen
eind augustus 1942 terug naar het getto van Warschau.
Op
14 augustus 1942 werden 1.260 Joden uit het
Dulag
van het getto van Warschau, naar
Lublin gestuurd.
Circa 1.000 van hen kwamen terecht in het concentratiekamp
Majdanek, de anderen in het werkkamp op
Lipowa Straat 7 in
Lublin.
De laatste fase van de “grote
Aktion” begon op
6 september 1942.
Het belangrijkste onderdeel was een omvangrijke selectie, die duurde tot
10 september 1942.
De Joden met een werkvergunning (warvan er 35.000 door de Duitsers waren verstrekt) werden
geconcentreerd in een z.g. “ketel” in de
David wijk.
("Ketel" is "kesl" in het Jiddisch, "kociol" in het Pools). Tijdens deze selectie werden 35.885 Joden
gedeporteerd, volgens een rapport van de
Judenrat lijsten (gepubliceerd
in
1988, Staats Archief in Warschau). 2.648 Joden werden ter plaatse
doodgeschoten en 60 pleegden zelfmoord. Na deze selectie resteerden nog ongeveer 60.000 Joden in het getto.
Op
15 september 1942 werden 2.100 Joden uit Warschau
(onder wie 150 mannen van de Joodse politie) gedeporteerd naar
Lublin. 600 van hen werden gestuurd naar het werkkamp op
Lipowa Straat 7, 60 naar het
Flugplatz kamp, de anderen naar
KZ Majdanek. Een deel van de namenlijst
is te raadplegen in het archief van het Staatsmuseum
Majdanek
in
Lublin.
Op
24 september 1942 verklaarde
SS-Untersturmführer
Karl Brandt de verplaatsingsactie van het Warschause getto beëindigd.
Volgens Duitse bronnen werden 253.742 Joden gedeporteerd. Volgens Joodse bronnen werden 270.120
Joden naar
Treblinka gestuurd; 10.300 stierven in het getto,
11.580 werden naar het
Dulag gestuurd (van wie meer dan 3.500 werden gedeporteerd naar
Lublin) en 8.000 mensen ontsnapten uit het getto.
Cijfers over het drama van het getto van Warschau zijn weliswaar hier en daar beschikbaar, maar
zij zijn niet eensluidend. Joden werden naar het getto gedeporteerd, wisten te ontsnappen, werden naar
werkkampen gestuurd, stierven van de honger of aan epidemieën, gingen dood op verborgen
plaatsen of verloren het leven in gevechten tegen de Duitsers. Tenslotte gingen tal van aantekeningen
verloren en stierven ooggetuigen vóór zij konden verklaren wat ze hadden gezien.
Foto's: GFH
Bronnen:
T. Berenstein: Zydzi warszawscy w hitlerowskich obozach pracy przymusowej. Biuletyn ZIH, No.67 (1968)
B. Engelking, J. Leociak: Getto warszawskie. Przewodnik po nieistniejacym miescie. Warszawa 2001
Tak bylo... Sprawozdania z warszawskiego getta 1939-1943. (Wybór). Oprac. J. Adamska,
J. Kazmierska, R. Sakowska. Warszawa 1988
Archive of the State Museum Majdanek
Encylopedia of the Holocaust
Yisrael Gutman: The Jews of Warsaw,1939-1943: Ghetto, Underground, Revolt. Bloomington:
Indiana University Press, 1982.
The Diary of Adam Czneriakow
Stanislaw Adler: In the Warsaw Ghetto
© ARC (http://www.deathcamps.org) 2006